Het is een druiligere dag buiten, bewolkt en wat donker. Niet echt een prachtige dag, maar toch ben ik verheugd in mijn hart. Over 72 dagen is het zover, dan mag ik aan mijn reis beginnen, mijn pelgrimage. Ik vraag mij af wat voor weer het dan zal zijn of waar ik die nacht ga slapen, het zijn vragen voor de toekomst waar enkel God een antwoord op weet.
Mijn gedachten dwalen wat af, naar hoe het begon. Ik denk terug aan het moment dat ik wist dat ik op pelgrimage wilde gaan. Ik had al enkele maanden steeds een droom met een schelp, en hoewel dat niet direct staat voor een pelgrimage naar Rome beleef het mij fascineren. Op een ochtend in januari werd ik wakker, en in alles wat ik ben, in elke cel van mijn lichaam wist ik wat ik wilde. Ik wil naar Rome lopen, schreeuwden mijn hart, mijn lichaam en mijn geest. Ik ging op onderzoek uit en vond mensen die hier meer van afwisten en vulde mijn geest met deze kennis.
Naast dat ik mij vulde met kennis, moest er ook getraind worden met wandelen. Om eerlijk te zijn ben ik nooit een fanatieke wandelaar geweest. Een paar maanden eerder was ik wel begonnen met het spelen van een spel waarbij je veel buiten moest wandelen, dat werkte in mijn voordeel. Ik begon steeds meer kilometers te lopen totdat ik een solide afstand kon lopen.
Soms merkte ik weerstand tegen mijn pelgrimage, dan kwam er een tegenslag of iets wat ik niet had verwacht. Zo heb ik bijvoorbeeld een hele tijd last gehad van mijn voet, zodat ik niet zeker wist of ik nog wel op reis kon. Dit was een zware tijd, omdat ik mijn droom bijna in duigen zag spatten. Maar uiteindelijk is het allemaal goed gekomen en kreeg ik er weer vertrouwen in.
Ik bedacht mij dat ik nog niet iedereen verteld had over mij reis. Sommigen vertelde ik wel kort dat ik op pelgrimage ging, en de reacties waren wisselend. Sommigen waren echt positief, anderen moesten eraan wennen en weer anderen vonden het moeilijk.
Langzaam ga ik terug met mijn gedachten naar het hier en nu. Er zijn nog wat zaken die ik nog te regelen heb, want zo langzamerhand komt het dichterbij. Maar het doel van mijn reis is nog altijd hetzelfde gebleven, een doel dat ik altijd voor ogen blijf houden. Daarnaast is het belangrijk om het goede in mensen te zien, en mensen te vinden die mij willen helpen. Ik ga met een kleine portemonnee op reis, ik neem mijn pinpas mee voor als er echt moeilijkheden zijn, maar ik hoop dat ik onderweg mensen vind die mij een slaapplaats of wat te eten willen geven.
Dat doet mij denken aan wat broeder Loek mij zei, toen ik met hem afsprak om over pelgrimeren te praten. Het ging ongeveer zo: stel je voor dat je op een muurtje staat in het donker, en beneden staat iemand van wie je weet dat hij van je houdt en die zegt: ‘Spring maar’. Je weet dat diegene je opvangt als je springt maar je bent toch bang dat hij net zijn neus aan het snuiten is als jij springt.
Pelgrimeren is loslaten, en met bovenstaand voorbeeld wil ik ook de weg van mijn pelgrimage inslaan. Het zal niet altijd gemakkelijk zijn of leuk, maar toch wil ik het meemaken omdat ik weet dat als ik spring ik opgevangen word door God. Omdat ik geloof dat Zijn wegen groots en ondoorgrondelijk zijn. Omdat ik weet dat Hij van mij houdt en omdat Hij de leidraad is van mijn reis.
Ik dank jullie allen voor het lezen, en tot de volgende keer!